Een kopje koffie* met MATHIEU WEGGEMAN
“Ik vind fröbelen eigenlijk niet zo’n goed woord,” zegt Mathieu Weggeman aan het begin van het gesprek in zijn ‘stamcafé’ in Eindhoven. “Fröbelen klinkt mij wat te vrijblijvend in de oren. Terwijl spelen, dat vraagt ook om kaders. Zoals de beroemde Jazzbassist Charles Mingus ooit zei: ‘You can’t improvise on nothing, man. You have to improvise on something.’ Je hebt iets nodig om mee te spelen; een thema, kaders, afspraken, iets. Anders krijg je ‘anything goes’. Dat mag natuurlijk ook, maar het wordt wel interessanter als er een uitdaging is, een beperking. Zoals een schilder een doek heeft van 80 bij 80 waar hij niet buiten kan gaan.”
MARIJNE: “Wat is dan de beperking voor de adviseur?”
MATHIEU: “Zo’n vijftien jaar geleden organiseerde ik samen met Joep Schrijvers een proeverij van onorthodoxe adviestechnieken. We zeiden dan aan het begin altijd: ‘Wat we je hier gaan leren, dat heb je in minder dan 20 procent van je advieswerk nodig. Als de klant bijvoorbeeld een SWOT-analyse wil, of een model, dan moet je niet aankomen met dadaviseren. Maar daar waar het niet lukt, waar je met de gangbare manier van adviseren niet verder komt, daar zou je kunnen denken aan… nou ja, vul maar in.”
MARIJNE: “Maar je kunt met modellen toch ook spelen?”
MATHIEU: “Ja, natuurlijk. Zo van: ik heb hier drie verschillende venndiagrammen; welke vind je het mooist? Welke helpt je verder? Maar het is wel afhankelijk van hoeveel de klant aankan. Als je bijvoorbeeld wilt gaan spelen in het Angelsaksische model, dan loop je het risico dat de klant je niet begrijpt en je niet opnieuw wordt uitgenodigd.”
MARIJNE: “Is er een verschil tussen Rijnlands en Angelsaksisch spelen?”
MATHIEU: “Ja, dat denk ik wel. In het Angelsaksische model is men toch wat meer op de korte termijn gericht; men wil snel weten of iets nut heeft. In het Rijnlandse model kan dat wel even wachten. Bij Angelsaksisch spelen moet ik denken aan gokken, Las Vegas, risico’s nemen. Het spel is daar een competitie: mijn winst is jouw verlies.”
MARIJNE: “En spelen op z’n Rijnlands?”
MATHIEU: “Dan denk ik aan R&D. Bijvoorbeeld Van Bommel; Floris doet daar de gekste dingen en veel daarvan werkt. Of de familie Swinkels van Bavaria. Een van de leden is op vakantie in Ethiopië en vraagt zich dan af: is hier wel genoeg bier? Nee? Nou, dan gaan we daarvoor zorgen. Dat is spelen. In het Angelsaksische model zou je dan eerst een marktonderzoek doen, en een SWOT-analyse, maar zij doen het gewoon.”
MARIJNE: “Dat klinkt goed. Zouden we dat niet vaker moeten doen?”
MATHIEU: “Nou ja, het moet wel passen.”
BEN: “Doe je het zelf genoeg?”
MATHIEU: “Ik zou het eigenlijk vaker moeten doen. Vaker moeten durven. Want dat is het toch ook, spelen: een kwestie van durven. En die 20 procent, daar ben ik toch ook wel een beetje bang voor.”
MARIJNE: “Waarom?”
MATHIEU: “Omdat je er gemakkelijk overheen schiet. Omdat het risico bestaat dat de klant het niet begrijpt. Ik adviseerde eens een DG op een ministerie die zijn werk verschrikkelijk saai vond. Dus ik vroeg: ‘Wat vind je dan wel leuk?’ ‘Zingen.’ Hij zong in een koor en dat was zijn lust en zijn leven. ‘Zou je dat dan niet kunnen koppelen aan je werk? Hoe zou het zijn om elk belangrijk besluit dat je in een vergadering neemt, te zingen? Dan gaat iedereen staan en zing je met z’n allen uit volle borst het besluit. Kom, laten we gaan oefenen. Wij besluiten hierbij…’ Dat werkte fantastisch: binnen no-time stond deze DG bekend als de zingende DG. En iedereen wist: als het echt belangrijk is, dan wordt het gezongen. Maar voor hetzelfde geld had de DG het niet gedurfd en het zelfs absurd gevonden.”
BEN: “Het ziet er zo makkelijk uit…”
MATHIEU: “Ja, maar dat is het niet. Ik had een keer een klant die elke dag stapels rapporten mee naar huis nam om te lezen. Elke avond zat hij thuis achter zijn bureau al die rapporten te lezen en dat ging ten koste van zijn gezondheid. ‘Moet je die rapporten dan allemaal lezen?’ vroeg ik. ‘Ja, eigenlijk wel, want ik weet vooraf vaak niet wat belangrijk is en wat niet.’ Waarop ik voorstelde dat hij de volgende keer als hij een vergadering binnen kwam, zo’n rapport van enige hoogte op tafel zou laten vallen met de woorden: ‘Jongens, jongens, jongens.’. Of: ‘Het is nogal!’ Meer niet. Zo kom je er vanzelf wel achter wat echt belangrijk is en wat niet.”
MARIJNE: “En daar denk je dan heel lang over na, over die woordjes ‘jongens, jongens, jongens’?”
MATHIEU: “Ja, precies drie keer.”
BEN: “Je hebt het over terminale serieusheid, waar veel mensen in organisaties aan lijden. Is dat ook een term die jij hebt bedacht?”
MATHIEU: “Volgens mij is die afkomstig van Peter Sloterdijk. Die schrijft dat volwassen worden een proces is van defascinatie. En als dat proces zijn maximum heeft bereikt, dan is er sprake van terminale serieusheid.”
MARIJNE: “Hoe voorkom jij dat?”
MATHIEU: “Ja, door te blijven spelen. Door te hopen op klussen waarin ik dat kan doen. En door dingen te doen die alleen maar geld kosten, maar wel leuk zijn.”
BEN: “Zoals?”
MATHIEU: “De studio induiken om mijn teksten
op muziek te zetten. Of: een bundel korte verhalen
schrijven die nergens over gaan.”
BEN: “Die nergens over gaan?”
MATHIEU: “Ja. Dat is heel moeilijk. Het is veel makkelijker om verhalen te schrijven die ergens over gaan. Maar mijn uitgever vond toch dat ik heel dicht in de buurt kom. Zelf heb ik er ontzettend veel lol in, ik zit dan grinnikend over het gebrek aan logica achter mijn toetsenbord.”
MARIJNE: “Je hebt het vaak over schoonheid in organisaties. Is dat ook spelen?”
MATHIEU: “Ja, ik denk dat schoonheid en spelen heel dicht bij elkaar liggen. Een voorbeeld: Bij Alstom, een fabrikant van grote generatoren, hadden ze de gewoonte om in de fabriekshal foto’s op te hangen van de plek bij de klant waar de machine zou komen te staan. Dan kon de machine alvast wennen. Dat vind ik schoonheid, maar ook
spelen.”
MARIJNE: “Voor wat voor klussen word jij doorgaans gevraagd?”
MATHIEU: “Ik ben een mooiweeradviseur. Ik word zelf blij van klanten die zeggen: ‘Mathieu, je bent al een tijdje niet meer bij ons geweest, kom eens langs en kijk weer eens rond. Het gaat allemaal goed, maar jij ziet altijd wel iets.’”
BEN: “O, zulke klanten wil ik ook.”
MATHIEU: “Ik heb een hekel aan managers die zitten te slapen. Die de boel laten verslonzen, totdat het te laat is en er een reorganisatie nodig is om de zaak weer op orde te krijgen. Nee, je moet dat vóór zijn: het gaat nu goed, en dat willen we graag zo houden. Ik noem het graag: preventief organisatieadvies.”
Bron: Het Grote Fröbelboek voor Adviseurs, van Ben Kuiken en Marijne Vos, S2 Uitgevers, 2021
Leave a Reply